aangewezen zijn op iets of iemand 1.0
afhankelijk zijn van iets of iemand; genoodzaakt of gedwongen zijn om gebruik te maken
van iets of iemand
Algemene voorbeelden
Vaak is men aangewezen op ambtenaren of op professionele beroepskrachten, zoals medici of maatschappelijk werkers.
Een AOW-gerechtigde met een partner jonger dan 65 jaar blijft recht houden op een partnertoeslag indien de partner zelf geen inkomsten heeft. Daarmee wordt voorkomen dat men op zijn oude dag op de bijstand is aangewezen.
Aan boord waren 2 toiletten waarin tevens kon worden gedouched, één keer om de 10 dagen als voldoende water was gewonnen door verdamping. Voor de dagelijkse persoonlijke hygiëne was men aangewezen op de wasbakken waaraan men zich verder moest wassen en de tanden poetsen.